Category: Question de Goût

Brillat-Savarin: Een kaas voor levensgenieters

11988456_1038275796206917_7369407547100191320_n

Koolhydraten zijn tegenwoordig taboe; eet u er teveel van dan wordt u (in willekeurige volgorde) dik, snel oud, lui en ziek. Tenminste, dat zeggen de ‘deskundigen’. Geen prettige gedachte als ik wachtend op mijn beurt bij mijn bakker in Frankrijk sta. Want ik moet bekennen dat het meestal niet blijft bij een eenzame croissant. Een knapperig stokbrood is bijna onvermijdelijk; voor later bij een heerlijk stuk kaas.
Lang voor Atkins dat deed had Jean Anthelme Brillat-Savarin (1755-1826) ook al de oorlog verklaard aan koolhydraten. In 1825 publiceerde hij een van de meest toonaangevende culinaire meesterwerken ooit, de Physiologie du goût. Op een wetenschappelijke manier en vol aforismen die soms nog steeds bekend zijn (“Zeg me wat u eet en ik zal zeggen wie u bent”), beschreef Brillat-Savarin (behalve gourmand ook jurist en politicus) de kunst van het eten en het effect van voedsel op ons lichaam. Het boek, dat een paar maanden voor zijn dood verscheen werd een regelrecht succes en is in 1987 zelfs naar het Nederlands vertaald door Wina en Han Born.
In zijn boek verafschuwde hij bloem en zetmeel en beschreef meerdere voorbeelden van mensen met obesitas, allemaal verzot op aardappels, brood, rijst en suiker. Dit wetende is het vreemd dat een met rumstroop doordrenkte taart vol koolhydraten, de Gâteau Savarin, naar hem vernoemd is.
Dat een weelderig lekkere (doch zeer vette) kaas ook zijn naam draagt, begrijp ik wel. Over kaas was Brillat-Savarin namelijk zeer te spreken: “Un repas sans fromage est une belle à laquelle il manque un oeil” (Een maaltijd zonder kaas is als een schone zonder oog) en “Le fromage est le complément d’un bon repas et le supplément d’un mauvais” (Kaas vult een goede maaltijd aan en vult aan na een slechte maaltijd).
De geschiedenis van de Brillat-Savarin kaas, die voor maar liefst uit 75% vet in de droge stof bestaat, gaat terug naar het einde van de 19e eeuw. Hij heette toen ‘Excelisor’ of ‘Délice des gourmets’ en werd voor het eerst gemaakt in Forges-les-Eaux in de Seine-Maritieme, Normandië. Zijn huidige naam kreeg de kaas pas rond 1930 van Henri Androuët, een beroemde Maître Fromager uit Parijs. Behalve in Normandië wordt de kaas tegenwoordig ook in de Île-de-France en de Bourgogne geproduceerd.
Jong smaakt deze witschimmelkaas (in het Frans, een fromage à croûte fleurie) lichtzuur en mild; je proeft noten en misschien een zweempje truffel. Gerijpt wordt hij iets zouter en pittiger. Het is een romige, smeerbare en bijna boterige tripel crème kaas, wat betekent dat er tijdens de bereiding room aan de melk wordt toegevoegd. Heel toepasselijk wordt hij soms de foie gras onder de kazen genoemd. Een kaas die je naar mijn mening verplicht met brood eet, ondanks de waarschuwingen van Monsieur Brillat-Savarin en de hedendaagse angst voor koolhydraten. Want laten we vooral niet vergeten wat hij ook schreef: “Les animaux se repaissent; l’homme mange. L’homme d’esprit seul sait manger.” (Dieren voeden zich, de mens eet. Alleen de intelligente mens weet hoe hij eet.) Met andere woorden: proef en geniet! Met mate mag alles dus tot slot dit ondeugende advies: serveer bij de Brillat-Savarin kaas behalve goed brood een glas champagne en wat zoete dadels en je hebt een waar feestmaal.

Gepubliceerd in En Route najaar 2015
12002937_745849145541661_3840637216340436446_n

Het expatriëren van Dijonmosterd

 

FullSizeRender-1Volgens de legende ging Lodewijk XI nergens heen zonder een potje Dijonmosterd. Ook paus Johannes XXII was helemaal weg van het scherpe, gele sausje en hij nam zelfs een eigen Grand Moutardier du Pape in dienst aan zijn hof in Avignon. Toen jaren geleden President Obama een hamburger bestelde werd dat onverwacht groot nieuws op de Amerikaanse televisie want hij vroeg, tot verbazing en grote teleurstelling van menig landgenoot niet om ketchup, maar om Dijonmosterd.
Ook ik ben een groot liefhebber en heb altijd een aardige voorraad in huis. Een leven zonder goede mosterd, of erger nog: zonder Dijonmosterd is voor mij onvoorstelbaar. Saaie, dunne marinades. Geen pittige, romige vinaigrettes meer. Geen eenvoudig maar zalig smeerseltje voor het stokbrood waarmee ik gretig het laatste restje saus van een bord boeuf bourguignon schoonveeg. Geen heerlijke dip voor de blokjes Grure en plakjes saussicon sec aux noix bij de apéro. Wat mij betreft is Dijonmosterd net zo onontbeerlijk in de keuken als olijfolie en knoflook.
Het crèmige condiment behoort tot het grote Franse culinaire erfgoed en kent een geschiedenis die terug gaat naar de Romeinen. Zij waren de eersten die in de vruchtbare heuvels rond Dijon mosterdzaad hebben verbouwd, de zaden met kanonskogels gemalen en met azijn tot een kruidige pasta gemaakt. Tegen het eind van de 14e eeuw werd de kwaliteit en vervaardiging van Dijonmosterd middels een verordening gewaarborgd en werd het product de grootste trots van de hertogen van Bourgondië. Geen feestmaal ging voorbij zonder een pot op tafel.
Toch kreeg de fabuleuze mosterd pas in 1752 wereldwijd erkenning toen Jean Naigeon besloot om azijn door verjus, de most van onrijpe druiven, te vervangen. Dit zorgde voor een minder zure, romige smaak; min of meer als de mosterd die wij vandaag kennen. Alhoewel er nu toch weer azijn, of voor de betere soorten, witte wijn gebruikt wordt.
Tot mijn grote verbazing ontdekte ik echter kort geleden dat Dijonmosterd tegenwoordig helemaal niet meer uit Dijon hoeft te komen! Sterker nog, Dijonmosterd wordt nu grotendeels buiten Frankrijk gemaakt! Sinds 1937 wijst de benaming “moutarde de Dijon” niet naar de plaats van productie, maar enkel naar het recept. In feite kan Dijonmosterd dus overal ter wereld gemaakt worden. In de meeste Dijonmosterd die wel uit Frankrijk komt gebruikt men geen of weinig inheems mosterdzaad meer nu het merendeel daarvan geïmporteerd wordt uit Canada.
Echt bergafwaarts ging het pas in 2000 toen Amora-Maille, de belangrijkste Dijonmosterd fabrikant, in handen kwam van het Brits-Nederlandse concern Unilever. Twee jaar later nam de productie met 42% af en in 2008 werd zelfs besloten om de laatste mosterdfabriek in Dijon te sluiten. De volledige ‘expatriëring’ van Dijonmosterd was daarmee een feit.
Wie dus geen genoegen neemt met iets anders dan een echte Franse mosterd – van Franse bodem, gemaakt volgens de traditionele methode en met een authentiek Frans receptuur – moet niet voor Dijonmosterd kiezen maar voor “moutarde de Bourgogne”. U herkent deze mosterd aan het “IGP” (Indication Géographique Protégée) keurmerk op het etiket. Zo weet u tenminste dat het om een origineel streekproduct gaat en niet om een ‘Dijonmosterd’ uit Polen.
Voor wie het weten wil, de moutarderie van Edmond Fallot in Beaune, waar mosterdzaden nog met een molensteen gemalen worden en waar bovendien Dijonmosterd gemaakt wordt met het hoogste percentage lokaal mosterdzaad (maar liefst 55%), maakt een verschrikkelijke lekkere “moutarde de Bourgogne”.
Gepubliceerd in En Route zomer 2015
11406847_702491876544055_8382846363558791748_n